Nekklachten

CANS staat voor Complaints of the Arm, Neck and/or Shoulder: klachten van de arm, nek en/of schouder. Klachten van de arm, nek of schouder kunnen het gevolg zijn van een duidelijke aanleiding en medisch aantoonbare afwijking. Er wordt dan gesproken van specifieke klachten. Er zijn 23 specifieke CANS. Slechts 3 op de 10 mensen heeft last van een specifieke klacht (CANS).

Symtomen

CANS ontwikkelt zich geleidelijk. Het sluipt er langzaam in. Het verloop is grofweg in drie fasen in te delen. De klachten die hierbij ontstaan zijn gelegen in de nek, de schouder, de armen en/of in de handen:

  • Fase 1: pijn tijdens het werk, lokale vermoeidheid, kramp, tintelingen en een doof gevoel. De klachten verdwijnen, als men stopt met werken, na enige rust.
  • Fase 2: ook pijn na het werk, irritatie aan pezen en spieren, prikkelingen, slapeloosheid, krachtsverlies. De klachten verdwijnen na een avond of een weekend rust.
  • Fase 3: zwelling, drukpijn, chronische pijn, functieverlies, veranderingen van huidskleur en temperatuur, doof en tintelend gevoel, aanhoudende en niet meer verdwijnende klachten en pijn zowel tijdens het werk als in de weekenden (pijn zowel tijdens het werk als in de vrije tijd).

 

Verschil CANS en RSI (Repetitive strain injury)

Veel mensen denken bij deze klachten aan RSI (Repetitive Strain Injury). De term RSI is onjuist omdat deze suggereert dat er een beschadiging (injury) is, maar hiervan is bijna nooit sprake. Daarnaast zijn ook de woorden ‘repetitive strain’ (herhaalde belasting) verwarrend. Klachten ontstaan soms helemaal niet door herhaalde belasting maar door constante belasting. Nederlandse behandelaars hebben in 2004 afgesproken voortaan de term CANS (Complaints of the arm, neck and/or shoulder, oftewel klachten van de arm, nek en/of schouder) te gaan gebruiken en te gaan werken volgens het CANS-model. CANS is een omschrijving van een klachtencomplex, in het model wordt stap voor stap gekeken welke specifieke klachten er zijn die bij een bepaalde aandoening passen of welke aspecifieke klachten er zijn. Op deze manier spreken behandelaars dezelfde taal en kan sneller duidelijk worden wat er aan de hand is en kan men daar sneller wat aan doen.

 

Diagnose met CANS-model

CANS is evenals RSI geen diagnose op zich, maar een typering voor werkgerelateerde aandoeningen die behandeling vragen. Het blijft belangrijk om een goede diagnose te stellen. Het CANS-model is daarvoor een hulpmiddel. Het CANS model laat zien dat de klachten in te delen zijn in specifieke en a-specifieke CANS (als er geen afwijking aantoonbaar is).
Een aandoening is een specifieke CANS als deze te diagnosticeren is. Dit betekent dat op basis van onderscheidende kenmerken de diagnose reproduceerbaar gesteld kan worden. Op deze wijze heeft het panel 23 aandoeningen als specifieke CANS benoemd Zie bovenaan de pagina. Ze worden als afzonderlijke aandoeningen benaderd en behandeld en dus niet als één grote groep van klachten gezien. Om het gehele CANS-model te bekijken kunt u op de hyperlink klikken.

 

Oorzaken

Er zijn verschillende soorten risicofactoren waardoor klachten aan de arm, nek en/of schouder kunnen ontstaan:

  • Fysieke (lichamelijke) belasting: door vaak dezelfde beweging te maken kan een spiergroep of een pees geïrriteerd raken. Continu kracht zetten of in een onnatuurlijke houding zitten of staan, kan ook een overbelasting van spieren veroorzaken.
  • Psychosociale belasting: een hoge psychische belasting (werkstress, werktempo, werkdruk, hoge mentale eisen) kan in combinatie met bijvoorbeeld een slechte werkorganisatie of verstoorde werksfeer leiden tot hogere spierspanning. Dit vergroot de kans dat een klacht voort blijft duren.
  • Persoonsgebonden factoren: waarschijnlijk spelen ook individuele factoren een rol, zoals een perfectionistische instelling en iemands fysieke en mentale belastbaarheid.
  • Klachten van de arm, nek en/of schouder komen vrij vaak voor bij mensen die administratieve werkzaamheden verrichten. Ook mensen in de industrie, vleessector of bouwnijverheid hebben klachten. Niet alleen het werk maar ook andere dagelijkse activiteiten, zoals het huishouden doen, het spelen van een muziekinstrument of tennissen, kunnen klachten bevorderen. Andersom kan ook: als men buiten het werk klachten krijgt, kunnen die ook op het werk storend zijn.

 

Epidemiologie

CANS komen steeds vaker voor. Uit onderzoek blijkt dat 20% van de werknemers in Nederland in een jaar regelmatig of langdurig CANS-klachten heeft. Volgens NIA-TNO hebben in Nederland 300.000 tot 400.000 mensen klachten die wijzen op CANS. In totaal zouden meer dan 2 miljoen werknemers risico hebben op deze aandoening.

 

Behandeling

Bij de behandeling moet rekening worden gehouden met de eerdergenoemde fases waar de aandoening zich in bevindt. In de eerste fase kan een patiënt op de werkvloer behandeld worden. In latere fasen zal dit thuis of op de praktijk door de fysiotherapeut moeten gebeuren. Ook moet er bij de behandeling niet alleen gekeken worden naar de klachten die er op dat moment zijn maar ook naar de oorzaak van de klachten:

Fase 1

  • Het werk terugdraaien qua intensiteit.
  • Inlassen van korte pauzes op gezette tijden.
  • Zo veel mogelijk repeterend werk voorkomen. Overmatige arm-/handbelasting voorkomen.
  • Gedoseerde rust.
  • Aanpassen van de werkplek.
  • Start gedragsveranderingen.
  • Sporten.

Fase 2

  • Werk tijdelijk stoppen (bv. een of twee maanden).
  • Daarna gelijkmatige opbouw van de belasting.
  • Aanpassen van de werkplek.
  • Meer pauzes inlassen tijdens het werk.
  • Sport en fysiotherapeutische fitness.

Fase 3

  • Gedragsveranderingen. Fase drie wordt op dezelfde manier behandeld als fase twee, alleen zal de patiënt voor langere tijd niet kunnen werken.

 

Fysiotherapie

De fysiotherapeut gaat ervan uit dat CANS een resultaat is van een verstoring in de balans van belasting en belastbaarheid. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen algemene en lokale belasting en belastbaarheid. Algemene belasting is de algemene lichamelijke en/of geestelijke belasting. Het vermogen van iemand om die belasting te dragen, wordt de algemene belastbaarheid genoemd. Lokale belasting is een mechanische, thermische of chemische belasting van weefsel op de plaats of regio van de stoornis. Lokale belastbaarheid is het vermogen van weefsels en organen om die belasting te kunnen dragen.

In de zoektocht waar het mis is gegaan, zal de fysiotherapeut in overleg met de cliënt het persoonlijke belasting-belastbaarheidsmodel in kaart brengen. Er wordt gekeken naar eventuele veranderingen in het houdings- en bewegingsgedrag en naar langdurig volgehouden eenzijdige houdingen en bewegingen. Eerdere ongevallen, stoornissen, aandoeningen of chirurgische ingrepen in het betrokken gebied geven een indicatie van de lokale belastbaarheid. De aard en de duur van activiteiten maar ook de belasting of druk die de persoon zelf ervaart zijn bepalend in de analyse. Signalen als de vatbaarheid voor virale infecties, ongewild gewichtsverlies, moeilijk kunnen concentreren en vermoeidheid kunnen ook duiden op een verstoring in de balans. Daarom wordt in de analyse ook aandacht geschonken aan de subjectieve (emotionele) beleving.
De lokale belasting kan (tijdelijk) te hoog zijn geweest (een extra taak of werk overgenomen van een zieke collega). Er kan sprake zijn van overwerk en/of toegenomen werkdruk; moeten presteren onder tijdsdruk; moeten voldoen aan hooggespannen verwachtingen. Een verkeerde werkhouding kan ook aanleiding zijn tot klachten. Allerlei vormen van overbelasting kunnen in combinatie met andere factoren leiden tot klachten.

 

Wat doet de fysiotherapeut?

  • Analyse van de (specifieke) oorzaken van CANS-klachten: in overleg opstellen van een individueel plan met het oog op volledige re-integratie werk of andere activiteiten. Wanneer wenselijk of noodzakelijk: doorverwijzen naar andere deskundigen.
  • Begeleiden van oefeningen/ training met als doel: verbeteren van de (werk)houding en vergroten van de belastbaarheid van weefsel en organen.
  • Oefeningen en adviezen geven, waarmee je zelf aan de slag kunt.

 

Preventie

Het voorkomen van CANS is niet altijd gemakkelijk. Men kan zoveel mogelijk maatregelen treffen om de risico’s te verminderen. Hieronder staan een aantal belangrijke preventieve tips:

  • Werkorganisatie: zorg er voor dat het werk dat u doet zo is ingedeeld dat er zo veel mogelijk afwisseling bestaat. Zo is het misschien mogelijk om de typactiviteiten af te wisselen met andere activiteiten. Op deze manier voorkomt u dat u te lang één en dezelfde activiteit uitvoert.
  • Werk en pauzes: zorg er voor dat het werk dat u doet niet te lang achter elkaar door gaat. Is dit niet te voorkomen, doe dan geregeld een paar oefeningen tussendoor. Ook is gebleken dat een persoon veel meer en beter kan presteren als deze gedurende het werk zo nu en dan een pauze neemt.
  • Werkdruk: probeer de werkdruk niet te hoog te laten worden. Dit veroorzaakt alleen maar meer stress. Dit valt bijvoorbeeld te doen door goed te plannen waardoor er niet in te klein tijdsvak gewerkt hoeft te worden. Er zijn ook computerprogramma´s die om een ingestelde tijd een aantal oefeningen geven en je waarschuwen wanneer u te lang achtereen aan de computer hebt gezeten.
  • Werkplek: de werkplek moet goed zijn ingericht. Door een verkeerde houding kan er veel sneller CANS en ander klachten ontstaan dan bij een goed ingerichte werkplek.

Voor meer uitgebreide informatie verwijzen wij u naar www.rsi-vereniging.nl.

 

Whiplash

nek1

Whiplash is de verzamelnaam voor klachten die kunnen ontstaan nadat het hoofd een plotselinge heftige beweging heeft gemaakt. Dit kan een beweging naar voren, naar achteren en/of naar opzij zijn geweest. Een zogenaamde ‘klassieke whiplash’ ontstaat wanneer iemand van achteren wordt aangereden. Het hoofd van de inzittende van de aangereden auto, slaat dan eerst krachtig naar achteren. Op het moment dat de aangereden auto weer tot stilstand komt, slaat het hoofd juist krachtig naar voren. De nek heeft dan een beweging gemaakt van een ‘zweepslag’: de letterlijke vertaling van whiplash. Bij een whiplash heeft het hoofd altijd een heftige beweging gemaakt ten opzichte van de rest van het lichaam. Om nauwkeuriger aan te geven welke beweging het hoofd heeft gemaakt, noemen sommige artsen de whiplash ook wel acceleratieletsel (hoofd voorover geslagen) of deceleratieletsel (hoofd achterover geslagen). Ook de term Cervicaal Acceleratie Letsel (CAL; versnellingsletsel in nek-ruggewervelgebied) wordt gebruikt.

De bewegingen gaan met veel snelheid en kracht gepaard. Daardoor kunnen er onder meer door uitrekking, compressie en verschuiving (micro)letsels ontstaan van allerlei structuren zoals wervellichamen, wervelgewrichtjes, tussenwervelschijven, banden, spieren, zenuwbanen en hersenweefsel. Als op het moment van het ongeval het hoofd gedraaid was, is de kans op letsel groter.

 

Symptomen

De aandoening whiplash wordt onderverdeeld in verschillende stadia’s gerelateerd aan de ernst van de klachten. Ook de verstreken tijd kan worden ingedeeld in fases. De klinische symptomen (WAD = ‘whiplash associated disorders’) zijn in te delen in vijf graden:

  • Geen klachten, geen subjectieve en objectieve afwijkingen.
  • Pijn, stijfheid en gevoeligheid in nek, maar geen objectieve afwijkingen.
  • Nekklachten en andere klachten van het houdings- en bewegingsapparaat (bijvoorbeeld
    afgenomen mobiliteit, drukpuntgevoeligheid).
  • Nekklachten en neurologische uitvalsverschijnselen (bijvoorbeeld afgenomen of verdwenen
    peesreflexen, spierzwakte en sensorische stoornissen).
  • Nekklachten en fracturen of dislocaties (bij elke graad van ernst kunnen symptomen
    aanwezig zijn zoals doofheid, duizeligheid, oorsuizen, hoofdpijn, geheugenverlies,
    slikstoornissen en pijn in het temporomandibulaire gewricht).

De verstreken tijd sinds het ongeval wordt ingedeeld in zes fases:

  • tot vier dagen;
  • vier dagen tot drie weken;
  • drie tot zes weken;
  • zes weken tot drie maanden;
  • drie tot zes maanden
  • langer dan zes maanden.

 

Verschijnselen van whiplash

De meest voorkomende whiplashklacht is een pijnlijke, vaak stijve nek. Veel whiplash-patiënten hebben daarnaast last van hoofdpijn, lage rugpijn en uitstralende pijn naar armen en gezicht.  Er zijn echter nog veel meer klachten die deel uit kunnen maken van een whiplash-trauma, zoals verlies van kracht in de armen, duizeligheid, evenwichtsstoornissen, misselijkheid, oorsuizen, slecht zien of vlekken voor de ogen en slaap- en concentratieproblemen. Niet alleen de aard, maar ook de ernst van de klachten verschilt sterk. De helft van de patiënten is binnen een maand hersteld, maar soms zijn de gevolgen zo ernstig dat het tot arbeidsongeschiktheid leidt.

Aan whiplash gerelateerde factoren:

  • afgenomen mobiliteit van de nek (vlak na ongeval)
  • eerder hoofdtrauma
  • hogere leeftijd
  • de wijze van omgaan met klachten
  • psychosociale factoren: bijvoorbeeld passieve coping, angst, minder tevreden met werksituatie

 

Diagnose

Omdat een whiplashtrauma vaak in verband wordt gebracht met een kop-staartbotsing, wordt de diagnose vaak minder snel of niet gesteld bij patiënten met een ander ongeluk. Wat er op dat moment precies wordt beschadigd is nog steeds niet goed aangetoond. Wel zijn er verschillende theorieën over. De meest aannemelijke hiervan is dat er (net als bij een sportblessure) gewrichtsbanden overrekt worden en/ of spiervezels worden beschadigd. De meeste afwijkingen zijn moeilijk zichtbaar te maken met de huidige medische technieken als röntgenfotografie, CT-scan, EEG en MRI waardoor sommige geneigd zijn de klachten als psychisch te zien. De diagnose wordt gesteld aan de hand van de bekende klachten van de patiënt.

nek2

Oorzaken

De belangrijkste oorzaak van een whiplashtrauma is de kop-staartbotsing, waarbij het hoofd, dat meestal toch wel 5 kilo weegt, met grote snelheid heen en weer zwiept. Een whiplashtrauma geldt als een typische aandoening van de twintigste eeuw, omdat het stijgende aantal patiënten voornamelijk een gevolg is van het snelgroeiende gemotoriseerde verkeer. Als je de kop-staartbotsing nader bekijkt gebeurt er het volgende: er staat een auto te wachten voor het stoplicht. En de bestuurder van de achter op komende auto let even niet op en knalt met grote snelheid achter op de wachtende auto. Als je nu neemt dat de rijdende auto 50 km/u rijd, veroorzaakt dit bij de stilstaande auto een achterwaartse versnelling van het hoofd van 250 km/u. De spieren krijgen niet de kans om zich voor te bereiden op de klap en daardoor slingert het hoofd naar achteren en trekt aan de wervels. Daarna komt er een versnelling naar voren, waarna opnieuw de nekwervels verschuiven met de daaromheen liggende banden. Dit alles geeft een whiplashtrauma. Mogelijke andere oorzaken zijn bijvoorbeeld een val van de keukentrap, een contactsport waarbij het er nogal ruig aan toe gaat of een sport waarbij de kans op botsingen groot is, zoals bij American football.

 

Beloop

Bij 70% van de slachtoffers verdwijnen de klachten binnen 3-6 maanden. Bij 30% echter blijken zich chronische klachten te ontwikkelen met beperkingen in de dagelijkse activiteiten. Bij 10% bestaan er voor onbepaalde tijd ernstige pijnklachten. Het belangrijkste probleem is dat om onduidelijke redenen de klachten niet verdwijnen maar chronische worden, ondanks dat geen lichamelijke afwijkingen kan worden gevonden. In die fase van chronisch worden treden allerlei gedragsmatige factoren op waardoor het beloop nog extra ongunstig wordt beïnvloed, soms zelfs zodanig dat deze factoren de klachten ontstaan door het letsel zelf gaan overheersen.

 

Epidemiologie

Epidemiologische gegevens met betrekking tot het voorkomen van whiplash zijn meestal afgeleid van het aantal ingediende verzekeringsclaims. Mede daardoor lopen de jaarlijkse incidentiecijfers van whiplash per land en werelddeel zeer uiteen. Voor Nederland wordt het aantal nieuwe patiënten met een whiplash geschat op 94 tot 188 per 100.000 inwoners per jaar. Deze cijfers zijn veel hoger dan de internationale cijfers omdat ze zijn afgeleid van ongevalstatistieken. Er zijn geen Nederlandse gegevens bekend over de prevalentie van bepaalde symptomen na een whiplash.

nek3

Behandeling

Een whiplash wordt op verschillende manieren behandeld. Welke behandeling de arts voorschrijft, is afhankelijk van de ernst van het letsel, de klachten die u heeft en uw medische verleden (bijvoorbeeld eerder letsel in hoofd-halsgebied). Het voert hier te ver om alle vormen van behandeling te bespreken. Veel mensen met whiplashletsel krijgen een halskraag en/of fysiotherapie voorgeschreven. De halskraag is bedoeld om de nek tijdelijk te ontlasten. Het effect van een nekkraag op termijn is niet duidelijk aangetoond. In sommige gevallen kan dit namelijk juist de klachten in stand houden. Over het nut en gebruik van de halskraag kan uw arts of fysiotherapeut u het beste adviseren. Het dragen van een halskraag mag in ieder geval niet langer dan zes weken duren. Dit omdat het min of meer onbeweeglijk houden van de halsgewrichten kan leiden tot een blijvende bewegingsbeperking. Wanneer u kort na het ongeval bij de (huis)arts komt, zal deze u mogelijk doorverwijzen om röntgenfoto’s te laten maken. Dit gebeurt om ander letsel uit te sluiten. Ook kan deze u voor verdere behandeling verwijzen naar een specialist of fysiotherapeut.

 

Fysiotherapeutische behandeling

Fysiotherapie houdt zich vooral bezig met bewegingstherapie. Op deze manier kunt u de spieren van uw schouders, rug en nek sterker maken zodat u weer wat meer kunt. Dit komt doordat u na een whiplash-ongeval vaak de spieren juist niet gebruikt omdat het pijnlijk is. Hierdoor verslappen de spieren en krijgt u sneller klachten als u de spieren weer een keer moet gebruiken. Door de spieren aan te sterken onder goede begeleiding van de fysiotherapeut kan u dus meer doen zonder dat u klachten krijgt. Algemeen doel van fysiotherapie is de patiënt met gevolgen van whiplash te laten terugkeren naar een volledig (of gewenst) niveau van activiteiten en het voorkómen van chronische klachten. In de eerste drie weken na een whiplash observeert en ondersteunt de fysiotherapeut het natuurlijke beloop van de gevolgen van whiplash. Vanaf drie tot zes weken speelt de fysiotherapeut indien nodig in op de wijze waarop de patiënt omgaat met de klacht. De fysiotherapeut maakt daarbij gebruik van gedragsgeoriënteerde principes, waarin het bewegend functioneren centraal staat. Het te veel aandacht geven aan pijnklachten en het weinig stimuleren van activiteiten kunnen het herstel ongunstig beïnvloeden.

 

Voor meer uitgebreide informatie verwijzen wij u naar www.whiplash.nl.